Deelnemer uitgelicht: Wout en Gerrie Boer

Deelnemer uitgelicht: Wout en Gerrie Boer

In elke nieuwsbrief lichten we een deelnemer aan het ANLb uit. Wat voor beheer heeft deze deelnemer? Wat zijn de drijfveren om mee te doen? Welke aanpassingen in de bedrijfsvoering zijn er nodig om mee te doen? Voor deze nieuwsbrief waren we uitgenodigd om een kijkje te nemen bij het beheer van Wout en Gerrie Boer in Giethoorn. Ook vrijwilliger Hendrik Vaartjes is bij het veldbezoek aanwezig.

Type bedrijf: zoogkoeien en schapen

Aantal stuks vee: 30 koeien, inclusief kalveren en circa 100 schapen, inclusief lammeren

Aantal hectares: circa 40 ha grasland, waarvan het grootste deel onder beheer valt


Hoe lang doe je al aan weidevogelbeheer?

In 1985 hebben we het bedrijf van mijn vader, die ook al aan weidevogelbeheer deed, overgenomen en vanaf dat moment doen we aan weidevogelbeheer. Destijds waren er al subsidiemogelijkheden, waarbij de ambtenaren bij ons op het bedrijf kwamen. We kregen toen het beheer uitbetaald uit de Rijksschatkist Utrecht. In de tijd dat wij het bedrijf overnamen, waren er geen sloten meer aanwezig. Inmiddels zijn er wel weer sloten en dammen aangebracht, waardoor het gebied natter is geworden.

Welke pakketten heb je afgesloten binnen ANLb?

Op bijna alle percelen is beheer afgesloten. We hebben plasdras tot 15 juni, kruidenrijk grasland, grasland met rustperiode tot 15 juni en extensief beweid grasland. Daarnaast rijden we ruige mest uit en wanneer het nodig is, worden de rustperiodes met last minute beheer verlengd. In totaal hebben we vier plasdrassen, die grote aantallen vogels aantrekken en voor mooie resultaten zorgen. Voor die plasdrassen hebben we zeventien jaar gestreden, het was steeds niet mogelijk. Toen het Collectief kwam, was het eindelijk mogelijk om de plasdrassen ook daadwerkelijk aan te leggen.

Wat zijn je drijfveren om mee te doen met ANLb?

Al toen ik kind was, hield ik van de weidevogels. Toen ik het bedrijf van mijn vader overnam, wist ik dan ook dat ik mijn bedrijfsvoering wilde aanpassen aan de weidevogels. Mijn bedrijf is altijd extensief geweest, wat met zoogkoeien ook goed uitvoerbaar is. De eerste keer maaien doe ik altijd laat, meestal in juli pas. Daarnaast was de beweiding altijd extensief, zodat er geen vertrapping van de nesten plaatsvindt.  

Veel deelnemers onderstrepen het belang van vrijwilligers. Hoe ziet bij jullie de samenwerking tussen boer en vrijwilliger eruit?

Zonder vrijwilligers wordt het een stuk lastiger om beheer uit te voeren. Voor ons is het van belang om te weten hoeveel vogels er broeden en waar ze broeden. Hiermee kunnen we de resultaten laten zien. Vrijwilliger Hendrik speelt hierbij een belangrijke rol. Onze percelen zijn alleen over het water bereikbaar, waardoor we in vergelijking met andere gebieden weinig predatie hebben. Op een dam die toegang biedt tot de percelen hebben we samen met de vrijwilliger een flexinet geplaatst, in de hoop marters daarmee tegen te houden.

Hendrik: Vanaf begin maart tot half juni ben ik iedere week aanwezig om nesten en gezinnen te tellen. De kievit komt in grote aantallen voor, met dit jaar bijna 40 nesten, gevolgd door de tureluur met ruim 20 nesten. Ook soorten als grutto, wulp, scholekster, slobeend, gele kwikstaart en graspieper broeden volop. De plasdrassen trekken vele vogels aan en vandaag zien we ook weer verschillende kuikens op de slikranden van de plasdrassen. Het is het mooiste als er kuikens rondlopen en deze vliegvlug worden: dan zie je waar je het voor doet.

Welke aanpassingen in jouw bedrijfsvoering zijn er nodig om mee te kunnen doen?

Omdat we altijd aan beheer doen, zijn er eigenlijk geen aanpassingen in de bedrijfsvoering. Ons bedrijf is ingericht op weidevogelbeheer, dus we weten niet beter. Tijdens het broedseizoen controleer ik dagelijks de pompen, zodat er geen storing ontstaat en de plasdrassen nat blijven. De pompen kan ik alleen per boot controleren, dus het kost wel wat tijd. Wanneer ik ga maaien, laat ik altijd de buitenste randen staan, zodat er nog wat overblijft voor de hazen en de insecten. Ook voor de graspiepers zijn lange pollen van belang. Verder zorg ik dat de vegetatie kort de winter ingaat, zodat het gras in het voorjaar kort en structuurrijk blijft voor de vogels.

Wat hoop je te bereiken met deelname aan weidevogelbeheer?

Dat we nog heel lang kunnen genieten van de vogels en dat het goed blijft gaan. We behalen in ons gebied mooie resultaten met weidevogelbeheer. Er worden veel jongen vliegvlug en daar doe je het voor.

Welke tips over weidevogelbeheer heb je voor andere deelnemers?

– Rijd ruige mest uit in augustus. Doordat het bij ons nat is, kunnen we dit niet voor de rustperiode doen. Ik heb gemerkt dat het ook beter is voor de vogels als je in het najaar uitrijdt. Noot van de redactie: uit onderzoek van Jeroen Onrust blijkt dat er in het voorjaar meer wormen beschikbaar zijn als de ruige mest laat (in het voorjaar) wordt uitgereden. De wormen blijven zonder bemesting hongerig, waardoor ze meer aan de oppervlakte aanwezig zijn en dus makkelijker bereikbaar zijn voor de weidevogels.

– Zorg ervoor dat het gewas op beheerpercelen kort de winter in gaat, zodat het ook kort is als het weidevogelseizoen start. De plasdrassen functioneren veel beter met meer water en slikranden. Ook blijft het gewas op de percelen met een rustperiode dan langer open en structuurrijk en daarmee geschikt voor de kuikens.

– Laat randen langs de percelen staan als je gaat maaien. Hazen en insecten maken hier dankbaar gebruik van.

– Controleer regelmatig of de pomp van de plasdras nog werkt. Als je er te laat achter komt en de plasdras valt droog, dan is deze daarna bijna niet meer nat te krijgen.

– Kopieer wat anderen al eerder deden, bijvoorbeeld voor de inrichting van een plasdras. Het is niet nodig om het wiel opnieuw uit te vinden.