Leefgebieden

Uitgangspunt van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer is een leefgebiedenbenadering: het creëren en in stand houden van een leefgebied voor een groep van soorten die een vergelijkbaar beheer vragen. In Noordwest Overijssel onderscheiden we twee soorten leefgebieden: open grasland en dooradering.

Open grasland
Dit is het grootste leefgebied binnen ons collectief en draait om weidevogelbeheer. Weidevogels hebben een voorkeur voor open landschappen met overwegend grasland. Door een mozaïek van verschillende beheerpakketten te realiseren, willen we zorgen dat soorten als grutto, tureluur, wulp en kievit zich hier thuisvoelen.

Mozaïekbeheer is het sleutelwoord. Weidevogels hebben een plek nodig waarin ze rust hebben om te broeden, er moet voedsel zijn voor zowel de volwassen vogels als de kuikens en dekking om zich te kunnen verschuilen. Daarnaast speelt adequaat predatiebeheer een belangrijke rol.

Een combinatie van voorweiden, uitgestelde maaidatum, plasdras of een hoog waterpeil, kruidenrijk grasland en extensief beweiden, dát is wat we proberen te bereiken in de weidevogelgebieden. Een plasdras werkt als een magneet op weidevogels, de slikkige delen zijn perfect om om de vogels van voedsel te voorzien. Percelen met een uitgestelde maaidatum bieden een veilige plek om te broeden.

We werken graag samen met zoveel mogelijk boeren in een weidevogelgebied. De plasdras en het kruidenrijk grasland op uw perceel, en het grasland met een rustperiode en extensieve beweiding bij de buurman: samen ontstaat dan de benodigde variatie in het beheer en kunnen we zorgen voor het behoud van de weidevogels!

Dooradering
Het leefgebied dooradering gaat juist om soorten die voorkomen in de meer kleinschalige cultuurlandschappen. Denk aan diverse broedvogels en amfibieën die baat hebben bij een combinatie van landschapselementen, randenbeheer en botanisch graslandbeheer.

Ook hier is variatie van belang. Amfibieën hebben uiteraard een poel nodig voor de voorplanting, maar leven na het voorjaar juist op het land. Een stukje grasland met bloeiende kruiden (en dus insecten om te eten) en een houtsingel of bosje om te overwinteren is een cruciale aanvulling.

Broedvogels nestelen vaak in landschapselementen. In wat ruigere overhoekjes of op percelen met bloeiende kruiden vinden ze hun voedsel. Misschien kunt u de benodigde combinatie op uw eigen percelen realiseren, en anders biedt samenwerking met de (over)buren ook in dit leefgebied kansen.