Onderzoek naar functionaliteit plasdras en kruidenrijk grasland
Weidevogelbeheer betekent niet alleen het afsluiten van contracten en het voldoen aan de voorwaarden. Het betekent ook dat er gestreefd wordt naar in ieder geval een halt toeroepen aan de achteruitgang van de weidevogels en hopelijk zelfs een toename. Om dat voor elkaar te krijgen, is het, naast de voorwaarden van de beheerpakketten, van belang dat de we streven naar goed functionerend beheer.
Het Collectief heeft dit jaar onderzoek gedaan naar de kwaliteit van nieuwe plasdrassen en van kruidenrijk grasland. De resultaten van deze onderzoeken worden nog geanalyseerd, maar we hebben al wel een eerste indruk van de resultaten en die willen we graag met u delen.
Plasdras
Voortbordurend op het plasdrasonderzoek in 2020 is in 2021 de ontwikkeling van de nieuw gerealiseerd plasdrassen gevolgd. Hierbij is bijvoorbeeld gekeken naar de hoeveelheid water en hoe goed het water vastgehouden wordt, hoe de vegetatie zich ontwikkelt en hoe de vogels hier op reageren. Dit onderzoek bevestigde het belang van voldoende water en een korte vegetatie. De best functionerende plasdrassen hadden bij de start van de plasdras, 15 februari, een korte vegetatie en bevatten veel water per oppervlakte-eenheid, dat al vroeg in het jaar volop in de plasdras aanwezig was. Op die manier wordt de vegetatiegroei geremd en blijft de plasdras lang geschikt. De plasdras hoeft niet groot te zijn, als er maar voldoende water en weinig vegetatie is.
Kruidenrijk grasland
Voor kruidenrijk grasland zijn nagenoeg 50 beheereenheden onderzocht op geschiktheid voor kuikens, waar kruidenrijk grasland binnen ANLb voor bedoeld is. Goed ontwikkeld kruidenrijk grasland bevat veel soorten kruiden en structuurrijke grassen (15 soorten per 25m2) en bestaat voor ongeveer helft van de dichtheid uit kruiden en de andere helft uit grassen. De kruiden trekken volop insecten aan, die voedsel vormen voor de kuikens. Daarnaast is de vegetatie open, zodat de kuikens er makkelijk doorheen kunnen lopen. Ook is er een verscheidenheid aan structuur, met onder andere hoge pollen waar kuikens in kunnen schuilen.
Van de onderzochte percelen bleek slechts één perceel zich nagenoeg te kwalificeren als kruidenrijk grasland. Van de overige, soortenarme percelen, waren acht percelen vanaf half mei nog structuurrijk met een vrij open vegetatie. Deze percelen zijn daardoor op dat moment nog geschikt voor kuikens om doorheen te lopen en te schuilen. In ruim de helft van de gevallen was de vegetatie echter zo dicht en begon een groot deel van de vegetatie al vroeg te legeren dat deze percelen vanaf half mei niet (meer) functioneren als kuikenland. Op veel van deze percelen met een dichte vegetatie werden helemaal geen vogels aangetroffen. Percelen waar wel vogels in of bij werden aangetroffen, bevonden zich in de meeste gevallen binnen mozaïek aan beheer met plasdras met voldoende water en rustperiode na voorweiden.
De komende tijd worden de resultaten verder geanalyseerd. Hierop vooruitlopend kunnen we al wel de conclusie trekken dat, om kruidenrijk grasland te laten functioneren als kuikenland, er werk aan de winkel is om de kwaliteit te verbeteren.