Soort uitgelicht: scholekster
Iedere nieuwsbrief lichten we een soort uit, waar we ons als Collectief met onze leden voor inzetten. Deze keer weer een weidevogelsoort, die graag broedt op bouwland en percelen met weinig vegetatie: de scholekster.
De scholekster is misschien wel het makkelijkst te herkennen van alle weidevogels: een grote zwart witte steltloper met een lange, oranje snavel en oranje poten. Rond de ogen is een oranje ring aanwezig. Ook het geluid van de scholekster is goed herkenbaar: piet – te – piet, waar de bijnaam Bonte Piet vandaan komt.
De scholekster komt jaarrond veel langs de kust voor, waar hij schelpdieren, vooral kokkels, eet. In het binnenland eet deze soort wormen, emelten en insecten. De snavel past zich hierbij aan het voedsel aan: wanneer de scholekster kokkels eet (vooral in de winter), is de snavel stomper dan wanneer hij wormen, insecten en emelten eet.
Alleen tijdens het broedseizoen wordt de scholekster ook in het binnenland aangetroffen. In de winter trekken deze vogels naar de Nederlandse kust, of verder richting Zuidwest Europa. Het nest is een eenvoudig kuiltje in de kale grond, eventueel met wat stro. De scholekster broedt niet alleen op bouwland of kale weilanden, ook op bijvoorbeeld platte daken op bedrijventerreinen worden ze regelmatig broedend aangetroffen.
De scholekster broedt vrij laat, van half april tot eind juni worden nesten aangetroffen. De soort legt drie of vier eieren, die uitkomen na 24-27 dagen. Net als bij de andere weidevogels zijn de jongen nestvlieders, maar de scholekster is de enige weidevogel die de kuikens vervolgens voert. Dit gaat lang door, het is zelfs mogelijk dat vliegvlugge jongen nog gevoerd worden door hun ouders. De kuikens zijn in maximaal vijf weken vliegvlug.